Oproepcontracten en de tussenpoos in de ketenbepaling verdwijnen. Ook worden de fases van uitzendcontracten korter.
Dit zijn enkele van de wijzigingen in het arbeidsrecht die het kabinet verder uitwerkt in de Kamerbrief voortgang uitwerking arbeidsmarktpakket.
Met de hervormingen wil het kabinet de verschillen tussen vast en flex verkleinen en oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden terugdringen. Om dit te bereiken wil de regering de regels voor contracten op een aantal punten wijzigen.
Oproepcontracten gaan verdwijnen
Allereerst zullen, zoals het kabinet eerder al aankondigde, oproepcontracten in de huidige vorm verdwijnen. Nulurencontracten en min-maxcontracten zoals we die nu kennen, zullen in de huidige vorm niet langer toegestaan zijn. In plaats van deze contracten komt een ‘basiscontract’. Dit houdt in dat de werkende een minimaal aantal uren krijgt aangeboden. De werknemer moet daarboven een bepaald aantal uren beschikbaar zijn (130 procent van het minimaal aantal uren). De werknemer mag oproepen buiten deze omvang weigeren. Werkt de werknemer structureel meer, dan volgt na 12 maanden een aanbod voor een vaste arbeidsomvang, zoals we dat nu ook kennen bij oproepcontracten (niet is aangegeven wat ‘structureel meer’ is). Een uitzondering wordt gemaakt voor scholieren en studenten. Contracten met een jaarurennorm blijven mogelijk. Het is de bedoeling dat het nieuwe basiscontract onder de lage WW-premie gaat vallen.
Tussenpoos in ketenregeling verdwijnt
Om ervoor te zorgen dat tijdelijk contracten alleen worden aangegaan voor tijdelijk werk en de kans op een vast contract voor werkenden te vergroten, schrapt de regering de ‘tussenpoos’ in de ketenregeling. Een keten van tijdelijke contracten wordt met andere woorden niet meer onderbroken na een tussenpoos van zes maanden. In plaats daarvan wil het kabinet een ‘administratieve vervaltermijn’ van 5 jaar gaan hanteren. Dit betekent dat de keten van tijdelijke contracten opnieuw begint te lopen, als er tussen twee arbeidsovereenkomsten een periode van vijf jaar of langer zit. Deze langere onderbrekingstermijn zal ook gaan gelden voor uitzendkrachten. Het kabinet schrapt bovendien de huidige mogelijkheid om bij cao af te wijken van duur en aantal contracten in de ketenregeling. Dat geldt ook voor de mogelijkheid om in het kader van opvolgend werkgeverschap bij cao af te wijken van de duur van de ketenbepaling.
Fases uitzendcontract worden korter
Uitzendkrachten krijgen na 52 werkweken (fase A) een contract met meer zekerheid bij het uitzendbureau waar zij werken. Verder schrijft de regering dat ‘de duur van de meest onzekere fasen wordt verkort’. En: ‘Bovendien krijgen zij eerder het recht op een vast contract.’ Hoe precies geeft de regering echter niet aan. In een eerdere Kamerbrief van juli 2022 was voorgesteld ‘fase B’ te verkorten naar 2 jaar. Tevens is voorgesteld om ook bij uitzenden (in zowel fase A als fase B) de onderbrekingstermijn te laten vervallen, behalve voor scholieren en studenten. De regering schrijft ook dat in de toekomst alle arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten gelijk moeten worden aan die van werknemers bij de inlener.
Eerder had het kabinet al aangegeven dat er een certificeringsstelsel komt voor ter beschikking van uitzendkrachten. Het wetsvoorstel hiervoor ligt nu bij de Raad van State.
Schijnzelfstandigheid terugdringen
Het kabinet bouwt verder de zelfstandigenaftrek af en faseert de fiscale oudedagsreserve uit. Daarnaast wordt een (verplichte) arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen de komende tijd verder uitgewerkt. Om schijnzelfstandigheid te voorkomen, wil het kabinet de regels rondom de kwalificatie van de arbeidsrelatie verduidelijken. De open norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit het Burgerlijk Wetboek wordt verder 'ingekleurd' aan de hand van jurisprudentie. Ter structurering van de open norm ‘werken in dienst van’ worden drie hoofdelementen benoemd: materiële ondergeschiktheid (toezicht, instructies etc.), de organisatorische inbedding van het werk, en; – als contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst - zelfstandig ondernemerschap binnen de betreffende arbeidsrelatie. Daarnaast werkt het kabinet aan een zogenaamd ‘civielrechtelijk rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’, gekoppeld aan een uurtarief. De tariefgrens hiervan wordt nog nader bepaald (mogelijk tarief tussen de 30 en 35 euro). Uiterlijk op 1 januari 2025 zal het handhavingsmoratorium volledig worden opgeheven. E.e.a. wordt de komende tijd verder uitgewerkt in de Kamerbrief Werken met zelfstandigen.
Sneller vervanging bij langdurige ziekte
Kleine en middelgrote werkgevers (tot en met 100 werknemers) kunnen in de plannen van de regering voortaan al na één ziektejaar van een werknemer duidelijkheid krijgen over de mogelijkheid van duurzame vervanging van de zieke werknemer, zodat zij hun bedrijfsvoering kunnen voortzetten. Werkgever en werknemer kunnen gezamenlijk vaststellen dat re-integratie bij de eigen werkgever (‘eerste spoor’ re-integratie) niet meer 'in de rede ligt'. Indien zij daar onderling niet uitkomen en de werkgever wil het eerste spoor afsluiten, dan moet de werkgever UWV vragen dit te beoordelen.
Arbeidscommissie kwetsbare werknemers
Voor de zomer zal de regering een wetsvoorstel uitwerken voor het instellen van een arbeidscommissie waar kwetsbare werknemers hun arbeidsrechten kunnen effectueren. Eind september komt er ook een onderzoek uit naar de (verbetering van de) effectuering van die rechten door onder meer arbeidsmigranten, laagbetaalde en flexibele werknemers.
WW-premie en overwerk
Het kabinet wil de herzieningsregel voor de WW-premie in verband met overwerk ook iets versoepelen. Momenteel geldt bij vaste contracten dat overwerk tot en met 30 procent van het aantal contracturen mogelijk is onder de lage WW-premie. Wordt er gemiddeld over het jaar meer dan 30 procent overgewerkt, dan moet je als werkgever met terugwerkende kracht de hoge WW-premie betalen. Voor vaste contracten van minimaal 35 uur per week geldt een uitzondering. Die grens wordt aangepast naar ‘meer dan 30 uur per week’.
Crisisregeling Personeelsbehoud
Het kabinet wil de mensen die werken in die flexibele schil meer zekerheid bieden en er tegelijkertijd voor zorgen dat bedrijven hun wendbaarheid vergroten. Daarom komt er een Crisisregeling Personeelsbehoud (CP) (voorheen: deeltijd-WW). Werkgevers kunnen hier aanspraak op maken als zij ten minste 20% minder werk hebben over de gehele onderneming. Bedrijven kunnen maximaal zes maanden gebruik maken van de regeling.
Inventariseer contractsvormen binnen organisatie
De komende tijd zal de regering de plannen verder uitwerken. Voor de zomer worden wetsvoorstellen aangeboden ter internetconsultatie. In het voorjaar van 2024 worden de plannen dan aan de Tweede Kamer aangeboden. Hoewel nog niet duidelijk wanneer (en of) de wijzigingen zullen ingaan, is het raadzaam om alvast te inventariseren op welke manier momenteel binnen de organisatie met nulurencontracten en min-maxcontracten, zelfstandigen en uitzendkrachten wordt gewerkt en te kijken wat de regeringsplannen hiervoor zouden betekenen.
Bron: XpertHR